= duidt op de mannelijke bloemvorm.
Geslacht van moerasplanten met ruim 15 soorten uit de familie van de ➛Araceae.
Moerasplanten endemisch in India en Sri Lanka, nauw verwant aan ➛Cryptocoryne. Verschillen van deze door de bouw van de bloemen en de manier waarop nieuwe bladeren ontrollen. Bij de bloem staat de vlag bij Lagenandra min of meer direkt op de ketel en is de opening getwist, waar zich bij Cryptocoryne tussen vlag en ketel nog een lange tuit bevindt, met meestal een ronde opening. Ook zijn de vrouwelijke bloemen spiraalsgewijs gerangschikt. Bladeren van Lagenandra ontrollen van beide kanten van de hoofdnerf, waar bij Cryptocoryne de bladeren van één kant ontrollen. Net als Cryptocorynen rozetplanten, maar met een zwaarder ➛rizoom. Robuuste planten met stugge, vlezige bladeren, welke variëren van bijna rond tot lancetvormig. De bladstelen zijn vaak even lang of langer.
Niet aan te raden voor nieuwkomers in de hobby, de planten vereisen wel enige ervaring. Slechts enkele Lagenandra's zijn voor aquaria min of meer geschikt. Permanent onder water verdragen de meeste soorten niet, reden waarom ze maar weinig worden aangeboden in de handel. De meeste soorten worden daarnaast uiteindelijk te groot. Door de trage groei blijven jonge planten echter relatief lang klein. De planten vragen een goede voedingsbodem. ➛CO₂-bemesting levert mooiere bladeren op, al kan het zonder.
Vermeerderen verloopt via uitlopers vanuit het rizoom op een aantal manieren: zoals bij Cryptocoryne, met vrij lange scheuten, met korte scheuten vrijwel direkt aan het rizoom, of in clusters dicht op het rizoom, dit verschilt per soort. Zodra deze wortelen kunnen ze worden losgemaakt.
Fischer 1931
Komt voor in Zuid-India en op Sri Lanka, in bergachtig regenwoudgebied langs beekoevers.
Groeiwijze als vermeld bij het geslacht. Bladsteel wat langer dan het blad. Bladeren ovaal-rond, met een korte insnijding bij de bladsteel. Variabel van kleur; zowel grijsgroene als roodbruine planten komen voor, evenals een zilverkleurige tekening langs de nerven. Daarnaast is er nog de cultivar 'Red', met rodere bladeren.
Hoogte tot 25 cm, breedte tot 40 cm.
Verzorging en vermeerdering als vermeld bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 8-18 fH: 14-32 ppm: 130-300
Engler 1879
Endemisch op Sri Lanka op vochtige plaatsen in laagland regenwoud.
Groeiwijze als beschreven bij het geslacht. Grote planten met spitse, smalle bladeren tot 25 cm lang, met een matte, donker grijsgroene kleur. De fijn gegolfde randen zijn zilverkleurig, maar dat kan onder nieuwe omstandigheden verdwijnen. De taaie bladstelen zijn tot 20 cm lang.
Hoogte tot 30 cm, breedte tot 50 cm.
Een moeilijke plant omdat permanente onderwatercultuur op de duur niet goed wordt verdragen. Desondanks worden ze in de handel aangeboden. Gezien de trage groei kunnen ze ondanks hun uiteindelijke grootte toch geruime tijd in minder grote aquaria voldoen.
Vermeerderen kan door zijscheuten van het rizoom af te nemen zodra deze wortelen.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300