Kunststof materiaal voor het mechanisch en biologisch ➛filteren van water, afkomstig uit de vijvertechniek. Verkrijgbaar in verschillende dikten en dichtheid. Drie typen zijn te onderscheiden:
= met gespleten tanden.
Vedermos
Zeer omvangrijk geslacht van ➛mossen met meer dan 400 soorten uit de familie van de ➛Fissidentaceae.
Mossen met langwerpige, stompe of puntige bladeren die paarsgewijs aan de stengel zitten, waardoor de aldus geveerde stengels op duizendpoten lijken. De mossen groeien traag en worden lastig gevonden, hoewel er ook zeer succesvolle ervaring zijn. Zoals de meeste mossen verankeren ook de soorten uit dit geslacht zich met rizoïden aan de ondergrond en zijn ze erg vatbaar voor veralging. De vermeerdering is eenvoudig: een enkel takje kan uitgroeien tot een moskussen.
Soorten uit dit geslacht worden slechts mondjesmaat aangeboden, meestal door particulieren via internet.
Bachelot de La Pylaie 1824
Watervedermos
Inheems in Centraal- en Noord-Amerika, Europa, Afrika en het Midden-Oosten. In Nederland een zeldzame soort die pas sinds 1977 is gesignaleerd; in België komt de soort niet voor.
Groeiwijze als vermeld bij het geslacht. Verse lichtgroene toppen kleuren al snel donkergroen. Ouder blad kan na verloop bruin tot zwart worden, zoals de stengels bij veel mossen.
Hoogte tot 13 cm, breedte tot 6 mm.
Dit is met recht een watermos. In de natuur komt de plant hooguit bij laag water daarbovenuit, onder water leeft deze tot op 20 meter diepte. Het mos hecht goed aan steen en hout en vormt dan brede kussens. Het betreft echter wel een trage groeier, die soms even nodig heeft om aan te slaan. Hoewel de plant een breed bereik in temperatuur verdraagt, lijkt 20 tot 25° optimaal. Voeding en ➛CO₂ lijken van weinig invloed. De plant groeit bij veel licht daarentegen het best.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 15 tot 26° C
pH: 5-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Dit mos wordt nog geregeld als Octodiceras fontanum vermeld.